1. Algemene toetsenbordsneltoetsen | |
ALT+ENTER | De eigenschappen van het geselecteerde item/object weergeven. |
ALT+ESC | Items doorlopen in de volgorde waarin ze zijn geopend. |
ALT+F4 | Het actieve item sluiten of het actieve programma afsluiten. |
ALT+Onderstreepte letter in een menunaam | Het desbetreffende menu weergeven. |
ALT+SPATIEBALK | Het snelmenu voor het actieve venster openen. |
ALT+SPATIEBALK | Het systeemmenu voor het actieve venster weergeven. |
ALT+TAB | Schakelen tussen geopende items. |
BACKSPACE | De map die zich één niveau hoger bevindt, weergeven in Deze computer of in Windows Verkenner. |
CTRL terwijl u een item sleept | Het geselecteerde item kopiëren. |
CTRL+A | Alles selecteren. |
CTRL+C | Kopiëren. |
CTRL+ESC | Het menu Start weergeven. |
CTRL+F4 | Het actieve document sluiten in programma's waarin meerdere documenten tegelijkertijd geopend kunnen zijn. |
CTRL+PIJL-LINKS | De invoegpositie naar het begin van het vorige woord verplaatsen. |
CTRL+PIJL-OMHOOG | De invoegpositie naar het begin van de vorige alinea verplaatsen. |
CTRL+PIJL-OMLAAG | De invoegpositie naar het begin van de volgende alinea verplaatsen. |
CTRL+PIJL-RECHTS | De invoegpositie naar het begin van het volgende woord verplaatsen. |
CTRL+SHIFT met een van de pijltoetsen | Een tekstblok markeren. |
CTRL+SHIFT terwijl u een item sleept | Een snelkoppeling naar het geselecteerde item maken. |
CTRL+V | Plakken. |
CTRL+X | Knippen. |
CTRL+Z | Ongedaan maken. |
DEL | Verwijderen. |
ESC | De huidige taak annuleren. |
F10 | De menubalk in het actieve programma activeren. |
F2 | De naam van het geselecteerde item wijzigen. |
F3 | Een bestand of map zoeken. |
F4 | De lijst van de adresbalk weergeven in Deze computer of in Windows Verkenner. |
F5 | Het actieve venster vernieuwen. |
F6 | Schermelementen doorlopen in een venster of op het bureaublad. |
Onderstreepte letter in een opdrachtnaam in een geopend menu | De desbetreffende opdracht uitvoeren. |
PIJL-LINKS | Het volgende menu aan de linkerzijde openen of een submenu sluiten. |
PIJL-RECHTS | Het volgende menu aan de rechterzijde openen of een submenu openen. |
SHIFT met een van de pijltoetsen | Meerdere items in een venster of op het bureaublad selecteren, of tekst in een document selecteren. |
SHIFT wanneer u een cd in het cd-rom-station plaatst | Verhinderen dat de cd automatisch wordt gestart. |
SHIFT+DEL | Het geselecteerde item definitief verwijderen zonder het item in de Prullenbak te plaatsen. |
SHIFT+F10 | Het snelmenu voor het geselecteerde item weergeven. |
2. Toetsenbordsneltoetsen in dialoogvensters |
|
ALT+Onderstreepte letter | De desbetreffende opdracht uitvoeren of de desbetreffende optie selecteren. |
BACKSPACE | De map op het bovenliggende niveau openen als er een map is geselecteerd in het dialoogvenster Opslaan als of Openen. |
CTRL+SHIFT+TAB | Naar het vorige tabblad gaan. |
CTRL+TAB | Naar het volgende tabblad gaan. |
ENTER | De opdracht voor de actieve optie of knop uitvoeren. |
F1 | Help-informatie weergeven. |
F4 | De items in de actieve lijst weergeven. |
Pijltoetsen | Een keuzerondje selecteren als de actieve optie uit een groep keuzerondjes bestaat. |
SHIFT+TAB | Naar de vorige optie gaan. |
SPATIEBALK | Het selectievakje in- of uitschakelen als de actieve optie een selectievakje is. |
TAB | Naar de volgende optie gaan. |
3. Sneltoetsen van Microsoft Natural-toetsenborden |
|
CTRL+ +F | Computers zoeken. |
Windows-toets | Het menu Start weergeven of verbergen. |
Windows-toets | Het snelmenu voor het geselecteerde item weergeven. |
Windows-toets +BREAK | Het dialoogvenster Systeemeigenschappen weergeven. |
Windows-toets +D | Het bureaublad weergeven. |
Windows-toets +E | Deze computer openen. |
Windows-toets +F | Een bestand of map zoeken. |
Windows-toets +F1 | Windows Help weergeven. |
Windows-toets +L | De computer vergrendelen als u verbonden bent met een netwerkdomein, of schakelen tussen gebruikers als u niet verbonden bent met een netwerkdomein. |
Windows-toets +M | Alle vensters minimaliseren. |
Windows-toets +R | Het dialoogvenster Uitvoeren openen. |
Windows-toets +Shift+M | Het formaat van geminimaliseerde vensters herstellen. |
Windows-toets +U | Hulpprogrammabeheer openen. |
4. Toetsenbordsneltoetsen voor toegankelijkheidsopties |
|
ALT-LINKS + SHIFT-LINKS +NUM-LOCK | Muistoetsen in- en uitschakelen. |
ALT-LINKS + SHIFT-LINKS +PRNT-SCRN | Hoog contrast in- en uitschakelen. |
NUM-LOCK vijf seconden ingedrukt houden | Schakeltoetsen in- en uitschakelen. |
SHIFT vijf keer indrukken | Plaktoetsen in- en uitschakelen. |
SHIFT-RECHTS acht seconden ingedrukt houden | Filtertoetsen in- en uitschakelen. |
Windows-toets +U | Hulpprogrammabeheer openen. |
5. Toetsenbordsneltoetsen van Windows Verkenner |
|
END | De onderkant van het actieve venster weergeven. |
HOME | De bovenkant van het actieve venster weergeven. |
NUM-LOCK + MINTEKEN op numeriek toetsenblok (-) | De geselecteerde map samenvouwen. |
NUM-LOCK + PLUSTEKEN op numeriek toetsenblok (+) | De inhoud van de geselecteerde map weergeven. |
NUM-LOCK + STERRETJE op numeriek toetsenblok (*) | Alle submappen van de geselecteerde map weergeven. |
PIJL-LINKS | De huidige selectie samenvouwen als deze uitgevouwen is, of de bovenliggende map selecteren. |
PIJL-RECHTS | De huidige selectie weergeven als deze samengevouwen is, of de eerste submap selecteren. |
6. Opmerkingen |
|
U moet een wachtwoord aan uw gebruikersaccount koppelen om de account te beveiligen tegen onrechtmatige toegang. Als er geen wachtwoord aan uw gebruikersaccount is gekoppeld, kunt u met de sneltoets Windows-toets +L niet voorkomen dat andere gebruikers toegang hebben tot uw accountgegevens. Het kan zijn dat sommige toetsenbordsneltoetsen niet werken als de optie Plaktoetsen is ingeschakeld in het dialoogvenster Toegankelijkheidsopties. Als u met Windows verbonden bent via een Windows Terminal Services-client, zijn enkele sneltoetsen gewijzigd. Zie de on line documentatie over Terminal Services-clients voor meer informatie. |